Na 50 jaar reünie iconische wielerploeg Raleigh: ‘Geweldige Nederlandse lichting’.
Joop Zoetemelk glundert van oor tot oor als hij zijn oude wielerploegmaten zo bij elkaar ziet. “Dat ze er allemaal weer zijn, op een enkeling na, dat is wel geweldig, ja.”
In 1974 begon volgens velen het gouden decennium van het Nederlandse wielrennen. Toen formeerde ploegleider Peter Post de succesvolste Nederlandse wielerploeg uit de historie, onder de paraplu van fietsfabrikant TI-Raleigh.
Vijftig jaar later zijn veel hoofdrolspelers uit die tijd bij elkaar gekomen in Den Bosch voor een reünie. Samen kijken ze ter gelegenheid van de boekpresentatie van ‘Het slotakkoord van Raleigh’ terug op meer dan negenhonderd overwinningen, waaronder twee wereldtitels, talloze klassiekers en Touretappes.
En natuurlijk de Tourzege van Joop Zoetemelk in 1980.
Is Raleigh daarmee vergelijkbaar met het huidige Nederlandse Visma-Lease a Bike? Vorig jaar won die Nederlandse ploeg de drie grote rondes met drie verschillende (buitenlandse) renners: Primoz Roglic, Jonas Vingegaard en Sepp Kuss. Zoiets was nog nooit vertoond. Ook niet door de vermaarde Raleigh-ploeg.
“Het is in die zin anders, omdat wij toen het geluk hadden dat we een geweldige Nederlandse lichting hadden”, zegt Henk Lubberding, die in 1977 aansloot bij de ploeg. Post verzamelde vrijwel alle goede Nederlandse renners in zijn stal. Denk aan Jan Raas, Gerrie Knetemann, Hennie Kuiper en Johan van der Velde.
Totaalwielrennen
“Raleigh had een ander systeem”, zegt ook Zoetemelk, inmiddels 77 jaar. “Bij Visma rijden ze voor één renner. En dan winnen ze dus ook minder etappes.”
Raleigh stond synoniem voor koersen als een hecht team. De filosofie van Post werd zelfs gebombardeerd tot ‘totaalwielrennen’, analoog naar het totaalvoetbal van het Nederlands voetbalelftal tijdens het WK van 1974, onder leiding van bondscoach Rinus Michels.
Niet allemaal vrienden
Iedereen, en dus niet alleen de kopman, mocht winnen binnen deze ploeg. “We hadden veel renners die konden winnen”, zegt Lubberding. “En het waren niet allemaal vrienden van elkaar, maar ze konden zich dan toch op een bepaald moment wegcijferen, voor dat ene grote doel: zekerheid. Degene die de meeste zekerheid had om te winnen, daar werd voor gereden.”
“Dat was echt nieuw”, zegt Lubberding. “In de tijd dat ik prof werd, was er gewoon één kopman waar alles voor gedaan werd. Na Jan Raas hadden we Gerrie Knetemann achter de hand in de klassiekers. Of Hennie Kuiper. Post wedde op meerdere paarden.”
Die tactiek had wel één belangrijke voorwaarde, zegt Lubberding. “Je moest eerlijk naar elkaar zijn. Als je niet goed bent of denkt dat je niet in staat bent om het af te maken, dan meld je dat eerlijk en laat je het over aan de ander.”
En als dat niet gebeurde? “Dan zou Post die renner gelijk de oren wassen.”
In 1980 beleefde Raleigh zijn grootste successen, toen Zoetemelk zich bij de ploeg aansloot. Hij was in dienst van Franse ploegen al vijf keer tweede geworden in de Ronde van Frankrijk. Nu probeerde hij het eens “bij de beste ploeg van het peloton”.
Dat jaar won Raleigh maar liefst elf ritten in de Tour, en Zoetemelk reed “eindelijk” in de gele trui naar Parijs. Mede dankzij een fenomenale ploegentijdrit, een discipline waarin de mannen van Raleigh uitblonken.
Sindsdien deed geen Nederlandse renner Zoetemelk dat meer na. En of het er ooit nog van zal komen? “Poeh…”, zegt Lubberding. “Ik denk niet dat ik dat nog ga meemaken.”
Zoetemelk hoopt van wel. “Maar ik durf het niet met zekerheid te zeggen. Op het ogenblik heeft Nederland geen renners die de Tour kunnen winnen. Maar goed, ik ben ooit ook in één keer gekomen. Jan Janssen ook. Dus ja, er staat vast wel weer iemand op.”
Bovenstaande informatie komt van Sportredactie NOS.