Het stiftje, heeft dat nog een plek in het moderne voetbal?.
De stift bezit de kracht het alsmaar sneller wordende voetbal een ogenblik te bevriezen.
In een vlaag van creativiteit schuift de voetballer z’n tenen en wreef vlug onder de bal. Ademloos kijken speler, keeper en fan toe hoe de boogbal het doel in vliegt. Gedenkwaardige stiftjes kwamen van de voet van Johan Cruijff tegen Haarlem, Marco van Basten tegen Feyenoord en Dennis Bergkamp tegen RKC. Finesse won het van beuken.
Wat is de plek van de stift in het moderne voetbal? “Een zacht, zo niet fluisterend antwoord op veel dommekrachten.”
De speler
Een stift was de enige optie voor Theo Janssen, in 2011 tegen PSV. Na een rush was hij links van het doel beland, toen hij de doelman iets van zijn lijn af zag staan. “Als ik hard had geschoten, was hij zeker gered door de keeper”, vertelt de linkspoot. “De enige optie voor mij om te scoren, was door te stiften.”
Verder dacht Janssen niet zo veel na. “Het is iets wat spontaan gebeurt. Je ziet een moment en je handelt ernaar.”
De moeilijkheid zit in de finesse. “Het gevoel dat je erin moet leggen. Hij moet de juiste snelheid krijgen, soms heel snel omhoog, soms langzamer. Een stift is veel moeilijker dan een bal hard schieten met je wreef.”
“Je ziet tegenwoordig minder die het proberen. Vroeger had je meerdere spelers die het heel goed konden. Bergkamp is ‘Meneer Stift’. Rafael van der Vaart deed het weleens. Robin van Persie. Voetballers van nu zijn over algemeen sterk en snel, met een goede basistechniek. Maar dat extra, dat speciale, dat gekke, dat zie je wat minder.”
Janssen hoopt niet dat de stift uitsterft. “Dat zou heel jammer zijn. De stift is iets speciaals, het is bijna kunst.”
De keeper
De stift blijft bestaan, ook in het evoluerende voetbal, denkt Harald Wapenaar, de keeperstrainer van FC Utrecht. Maar hij ziet het wel minder vaak. Wapenaar heeft twee verklaringen.
“De Neuer-techniek”, noemt de oud-doelman als een reden voor minder stiftjes in 1-op-1-duels. “Keepers blijven heel lang staan. Bijna in een spagaat, met de armen wijd. Zoals handbalkeepers. Dat betekent dat de aanvaller veel moeilijker kan stiften dan wanneer de keeper een aanval doet naar de bal door erop te duiken.”
Die duiktechniek is iets van vroeger, stelt Wapenaar. “In de jaren negentig vielen wij heel erg ballen aan.” Die techniek, verklaart hij, is afgenomen door het risico’s op penalty’s en rode kaarten. “Nu gaan keepers eerder ‘in het blok’. Kijk naar Timon Wellenreuther en Lars Unnerstall.”
Laat een keeper zich van grotere afstand nog wel stiften? “Wij keeperstrainers denken na over de positionering en de reactietijd. Voorheen stapten we in, om de goal te verkleinen. Tegenwoordig stappen we bij schoten buiten de zestien eerder terug naar de lijn om de reactietijd te vergroten.”
Maar staat een technisch vaardige speler voor hun neus, “dan houden keepers de opties meer open”. De stift blijft dan toch een optie.
De (individuele) trainer
De stift kun je trainen, stelt Gerald Vanenburg, oud-techniektrainer bij Ajax. “Maar het is een traptechniek die nauwelijks meer wordt gebruikt.”
“Spelers die in de situatie komen om te stiften, schieten vaak gewoon, omdat ze niet het vermogen hebben om te stiften. Ze hebben het nooit geoefend. Bij clubs wordt er nauwelijks meer op getraind.”
Wil je het kunnen uitvoeren, dan móét je het wel trainen. “Heel veel herhalen. Dan pas ga je de momenten zoeken, zien en herkennen.”
Vanenburg merkt door een toename van tactische en fysieke training bij clubs en een afname van individuele techniektraining dat zoiets als de stift minder vaak gebruikt wordt.
“Ik train met veel spelers en ze weten niet eens hoe stiften moet. Wel apart. Zonde, een speler moet het vermogen hebben om alles op te lossen”, zegt Vanenburg, die in de stift een verloren wapen ziet. “Een stiftje kun je niet alleen over de keeper leggen, maar ook achter de verdediging.”
De psycholoog
“Voetbal is waarnemen, beslissing nemen, beslissing uitvoeren”, legt sportpsycholoog Afke van de Wouw uit.
De druk van een wedstrijd bemoeilijkt die handelingen. “Het blijkt dat je blik onder druk versmalt, dat je chaotischer wordt en dat de uitvoering moeilijk is omdat je spieren meer gespannen zijn.”
In de ideale wereld bereikt de voetballer een staat van “onbewuste bekwaamheid”. “Je bent dan zo goed getraind dat je tijdens de wedstrijd niet meer hoeft na te denken over de uitvoering. En dus heb je alle ruimte om om je heen te kijken of de situatie wel vraagt om een stiftje.”
Van de Wouw doet een oproep om creativiteit bij voetballers terug te brengen. “De creativiteit is echt ver te zoeken. De creativiteit wordt minder als trainers te veel voorkauwen.”
“Breng de speler in situaties waarin hij uitgelokt wordt om het te doen. In een 1-op-1-situatie met de keeper bijvoorbeeld. Het kan creativiteit en zelfoplossend vermogen ten goede komen.”
De romanticus
“Het onverwachte” is waarmee de stift fans in vervoering brengt, zegt Hugo Borst. “We willen verrast worden. Daar hebben we voor betaald. We willen bewonderen.”
De stift een kunstvorm noemen, gaat wat ver. “Eerder pragmatisch. Er is geen andere oplossing meer. Wel mooi om te zien, deze pragmatiek. Het is het tegenovergestelde van rammen. Strelen. Een zacht, zo niet fluisterend antwoord op veel dommekrachten.”
Heeft de stift nog een plek in het moderne voetbal? “Uiteraard. Deze oplossing sterft nooit uit. Het is als een schaar, een ‘Zidane’. Voor alles geldt: het moet wel lukken.”
Bovenstaande informatie komt van de Sportredactie NOS.