Honderd nieuwe profwielrensters: kan de sport de eigen ontwikkeling wel bijbenen?.
“Er zijn veel wielrensters die nu betaald worden als een professional, maar eigenlijk niet profwaardig zijn.”
Raymond Rol, sportief directeur bij de Nederlandse vrouwenploeg VolkerWessels, windt er geen doekjes om. Net als zes andere teams maakt zijn ploeg in het nieuwe wielerjaar (dat vannacht is begonnen met de Tour Down Under) de stap naar de nieuw opgerichte tweede divisie, waarmee het team de professionele rangen betreedt.
De internationale wielerunie (UCI) heeft met die nieuwe divisie zeven extra profteams gecreëerd, waardoor er zo’n honderd professionele wielrensters bijkomen. Rensters die vorig jaar voor een habbekrats hun koersen afwerkten, verdienen nu ineens 20.000 euro, het minimumloon.
Groeipijnen
De verandering gaat gepaard met groeipijnen, want er zijn nog niet genoeg rensters die het niveau aankunnen. Een aantal heeft een contract niet afgedwongen op basis van prestaties, maar simpelweg omdat er plek over was bij de profploegen.
Maar Rol vindt niet dat de ontwikkeling te snel gaat. “Nee hoor. Het trekt op termijn wel recht.”
De populariteit van met name de Tour de France Femmes biedt namelijk veel kansen voor de sport, waardoor veel bedrijven erin investeren. Dat zorgt ervoor dat deze veranderingen doorgevoerd kunnen worden.
Het gaat alleen zo hard, dat de sport in de breedte niet mee kan in die ontwikkeling. In 2021 waren er ruim honderd profs, dit jaar zijn dat er ruim driehonderd. Resultaat: “De aanwas vanuit de jeugd is nu nog te dun om alle profteams van goede rensters te voorzien”, aldus Rol.
Problemen in de breedte
“UCI-voorzitter David Lappartient is vooral geïnteresseerd in het hoogste niveau”, zegt Iris Slappendel. Zij is oprichter van renstersvakbond The Cyclists’ Alliance en pleit al jarenlang voor een ethische, eerlijke behandeling van wielrensters.
“Als zijn termijn erop zit, kan hij zeggen: ‘Kijk eens hoeveel vrouwen ik minimumloon heb gegeven.’ Terwijl de basis nog altijd flinterdun is en de UCI daar weinig mee doet.” De UCI heeft niet gereageerd op een verzoek van de NOS om hier een reactie op te geven.
“Wat me een beetje zorgen baart”, vertelt Rol, “is dat de beste teams de juniorencategorieën leegplukken. Die rensters kunnen nu niet rustig doorgroeien, en de omkadering van de beste vrouwenteams is nog niet zo goed als bij de mannen. Of zij zich daar rustig kunnen ontwikkelen zonder de druk om resultaten te rijden, moeten we echt afwachten.”
“Maar er zijn heel veel teams die veel geïnvesteerd hebben in hun omkadering, dus ook dat zou zeker goed uit kunnen pakken.”
Esra Tromp, manager van EF Education-Oatley, maakte net als Rol de stap naar de tweede divisie met haar Amerikaanse team. “Ik denk dat je door deze ontwikkelingen gaat zien dat de subtop dichter bij de top komt”, legt ze uit. “Waardoor er meer rensters voorin mee zullen doen in de grote wedstrijden.”
“Een regel van de UCI is namelijk ook dat teams die prof worden stafleden in dienst nemen. Die kunnen de rensters met hun kennis verder helpen.”
Droom
Al met al zijn de investeringen fors. Terecht, vinden Tromp, Rol én Slappendel. “Door die gegroeide populariteit kan de UCI meer eisen van ploegen”, legt laatstgenoemde uit. “Dat betekent dat er ploegen verdwijnen die de stap niet kunnen maken, maar ook dat er vooral stabiele organisaties overeind blijven.”
“Het begint altijd met een droom”, zegt Tromp. “En voor het eerst kan je er als jong meisje van dromen om beroepsrenster te worden en de Tour de France te rijden. Dat is gewoon heel veel waard en wat dat betreft komen deze ontwikkelingen zeker niet te vroeg.”
Bovenstaande informatie komt van Sportredactie NOS.